Over de richtlijn
Hoe werkt de richtlijn?
Iedereen die werkzaam is binnen de beeldende kunst kan gebruik maken van de calculator, de checklist en het voorbeeldcontract die onderdeel uitmaken van de richtlijn. De calculator berekent het minimum honorarium per kunstenaar per tentoonstelling, afhankelijk van de duur van de expositie, het aantal deelnemende kunstenaars en de vraag of er een nieuw of bestaand werk wordt getoond. De richtlijn biedt houvast bij de onderhandeling tussen kunstenaar en kunstinstelling bij presentaties zonder verkoopdoel. De calculator berekent voor iedere situatie het bodembedrag van waaruit naar redelijkheid omhoog onderhandeld kan worden.
Er is een checklist met onderwerpen die tijdens een onderhandeling over het honorarium besproken kunnen worden. Deze lijst fungeert als handreiking of leidraad bij contractbesprekingen. Ook is er een standaard overeenkomst te downloaden die als voorbeeld kan dienen, mocht dit gewenst zijn.
Binnen de richtlijn gelden de principes ‘pas toe óf leg uit’ en ‘pas toe én leg uit’. Deze principes lopen, met een aangepaste formulering, gelijk aan die van de Governance Code Cultuur. Dat betekent: de richtlijn wordt toegepast of bij een eventuele afwijking met redenen omkleed. Ook als de richtlijn wordt toegepast is het van belang de contractpartner goed over de invulling ervan te informeren. Vandaar ook het principe ‘pas toe én leg uit’. Dit betekent dat in de praktijk, in het kader van verantwoording en transparantie, er in beide gevallen uitleg vereist is.
Om de implementatie van de richtlijn soepel en geleidelijk te laten verlopen, gold er tussen 2017 en 2020 een ingroeitraject, startend bij ten minste 50% van de minimumbedragen. Van instellingen met een omzet van € 500.000 of meer werd verwacht dat zij ten minste 70% van het minimumbedrag betaalden. Vanaf 2021 is de verwachting dat de beloningen aan kunstenaars ten minste op het vereiste minimumniveau zijn zoals de richtlijn ze voorschrijft. Dat betekent dat instellingen die zich committeren aan de richtlijn in ieder geval 100% van de minimumbedragen moeten betalen.
Compensatie voor instellingen
Beeldende kunstinstellingen in Nederland die de richtlijn toepassen kunnen voor honoraria aan kunstenaars een gedeeltelijke compensatie aanvragen bij het Mondriaan Fonds via de tijdelijke regeling Kunstenaarshonorarium. Het ministerie van OCW heeft hiervoor een budget beschikbaar gesteld, als onderdeel van het steunpakket voor de culturele sector van het kabinet naar aanleiding van covid-19.
Ontstaansgeschiedenis
Vóór 2017 bestond er in Nederland geen honoreringsrichtlijn of model met een nationale werking. Ieder museum en iedere presentatie-instelling hanteerde een eigen honoreringsbeleid voor beeldend kunstenaars.
Om beter zicht te krijgen op de praktijk werd eind 2014 door Beeldende Kunst Nederland (BKNL) een inventarisatie gedaan onder kunstmusea, presentatie-instellingen en beeldend kunstenaars naar honoraria bij tentoonstellingen zonder verkoopdoel. Uit de inventarisatie kwam naar voren dat in twee derde van de gevallen géén sprake was van een honorarium. Zowel kunstenaars als instellingen gaven aan behoefte te hebben aan een handreiking of een flexibele richtlijn om de diversiteit aan afspraken meer te kunnen stroomlijnen en beter te kunnen verantwoorden.
In 2016 sloeg de beeldende kunstsector de handen ineen om de contractpraktijk te professionaliseren en te komen tot betere afspraken en onderlinge afstemming over honoraria. De leden van BKNL namen het initiatief voor een praktisch toepasbare richtlijn, die op 1 januari 2017 van start ging.
De richtlijn en de bijbehorende website werden begin 2017 officieel gepresenteerd in aanwezigheid van minister Bussemaker van het Ministerie van OCW, de voorzitter van de Sociaal Economische Raad , Mariëtte Hamer, en Raad voor Cultuur -voorzitter Marijke van Hees. Door een convenant te ondertekenen bekrachtigden verschillende organisaties en kunstinstellingen de richtlijn. De brede steun voor de richtlijn toont de kracht van het beeldende kunstenveld en de waarde van goed onderling overleg en samenwerking. Met de richtlijn toont de sector maatschappelijk ondernemerschap en geeft het concreet vorm aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van kunstenaars.
Om de toepassing van de richtlijn te stimuleren, had het Mondriaan Fonds een experimenteerreglement dat voorzag in gedeeltelijke compensatie van instellingen die de richtlijn toepassen. Op dit moment kan compensatie worden gevraagd via de tijdelijke regeling Kunstenaarshonorarium. Het kabinet heeft via het ministerie van OCW hiervoor een budget beschikbaar gesteld.
De effectiviteit van de richtlijn wordt gemonitord door BKNL. Uit onderzoek uit 2018 blijkt dat de richtlijn al het eerste jaar na de introductie aanslaat. Het aantal musea en instellingen dat kunstenaars honoreert is in een jaar tijd verdubbeld. Zo’n 80 procent van de kunstenaars en 90 procent van de musea en kunstinstellingen kent de richtlijn. Twee derde van de instellingen geeft aan de richtlijn ook daadwerkelijk toe te passen; opvallend omdat voor invoering van de richtlijn nog gold dat twee derde van instellingen géén honoraria betaalden. Een stimuleringsbijdrage van het Mondriaan Fonds blijkt hierbij cruciaal. De richtlijn wordt gewaardeerd als helder en praktisch goed toepasbaar. Zowel kunstenaars als instellingen voelen zich gesterkt in het gesprek over geld. De richtlijn leidt tot betere vergoedingen voor tentoonstellingen zonder verkoopdoel en een professionelere contractpraktijk.